Beknopte geschiedenis van Parsifal.
Met een krop in de keel en een van fierheid kloppend hart, kunnen we zeggen dat met onze groep het gidsenleven in het Mechelse begonnen is.
Een beetje voor de oorlog van 1940 sloop de scoutsmicrobe bij een paar meisjes binnen. Deze meisjes waren Rosa en Suzette Van den Zegel.
Ze hadden met een zekere afgunst hun broers naar de scouts zien vertrekken. Zij wilden ook naar de scouts maar voor meisjes bestond er niets.
Samen met 2 andere vriendinnen gingen zij op bezoek bij een aalmoezenier. Deze gaf hen het adres van een leidster der Blauwe Gidsen in het Leuvense, die gaf de meisjes het advies om zelf op zoek te gaan naar een leidster, een meisje dat ouder was dan hen.
Ze vonden ze er niet 1 maar 2, de zussen Miet en Hilda Andries. Op 6 september 1941 trok het kleine groepje op leiderscursus naar Leuven. Dit was het begin…
Op zoek naar een lokaal, een naam, een aalmoezenier.
De eerste vergadering vond plaats op 14 september 1941. Met 15 ingeschreven leden speelden ze op de ‘Zavelenberg’.
Een lokaal hadden ze nog niet. Regende het hard, dan werd de groep in 2 gesplitst en werden bij Andries en Van den Zegel thuis de tafels opzij geschoven.
Op 29 oktober 1941 deden ze hun intrede in hun eerste lokaal in de Bergstraat en kozen ze als naam: Sint-Jan-Berchmanstroep.
In februari vonden zij een aalmoezenier bij de Minderbroeders in de Karmelietenstraat, nl. pater Franciscus.
Net op tijd want het lokaal dat ze gebruikten werd voor hen gesloten. (hadden ze het te bont gemaakt? Dat kan toch niet?)
Pater Franciscus zorgde voor onderdak in ‘Het Kranske’ van de Karmelietenstraat.
Op 8 maart 1942 waren ze goed geïnstalleerd. Wonderlijk genoeg zouden ze er in hun geschiedenis enkele keren vertrekken en enkele keren terugkomen.
Groei.
Het duurde niet lang of ze werden te talrijk. Naarmate de groep uitgroeide werden er splitsingen doorgevoerd. Telkens gingen deze gepaard met grote drama’s, de eerste gidsen hingen heel sterk aan elkaar.
Toen er in 1943 een aparte groep werd gesticht in de Sint-Gummarusparochie hadden ze zelfs ten teken van onafscheidelijkheid hun dassen aan elkaar gebonden. Er is toen op de stichtingsvergadering meer geweend dan gelachen.
Kweddelen.
De aalmoezenier werd ervan beschuldigd leden weg te halen bij de kajotsters. Hierbij kwam nog dat men op het aartsbisdom niet erg opgezet was met ‘de Blauwe Gidsen’. Ze waren te Vlaams.
P.Franciscus, de aalmoezenier, is hiervoor enkele keren op het matje geroepen. Hem werd de raad gegeven te beginnen met de oprichting van parochiale groepen. Gelukkig vond hij spoedig de geknipte persoon om hem hierin bij te staan. Hij kreeg de steun van E.H. Van de Werf, pastoor van Sint-Gummarus en een zeer wijs en vooruitziend man.
De gidsen gingen ook voor de eerste keer op kamp te Zeept (bij Keerbergen). Veel meer dan een paar kasserollen hadden ze niet. De rest leenden ze (of pikten ze) bij hun broers.
Het lokaal was spoedig te klein. Dus werd er een huis gehuurd tegenover de paters, een oud café. Hier had elke tak zijn eigen kamer.
Woonstproblemen.
Lang heeft dit verblijf in het oude café niet geduurd. Bovendien nam ook hun verblijf in het Kranske een (eerste) einde. Volgens de conciërge Rozeke waren de gidsen niet braaf geweest en de nieuwe aalmoezenier (een oud missionaris op rust) had nog geen haar genoeg op zijn tanden om de gidsen te verdedigen.
Dus werd op 2 januari 1950 de hele inboedel op een kar geladen en trokken de gidsen naar de Grijze Zusters waar ze asiel gevonden hadden.
Toen ze daar goed en wel ingericht waren bleek het dat ze in de weg zaten voor de wijkwerking. Alles werd weer de kar opgeladen en naar de Augustijnenstraat gebracht. Een beetje later moesten ze daar ook weer weg om dan te eindigen onder het theater van de feestzaal in het Bruin Kruis.
De pastoor daar, E.H.Timmermans, was nu aalmoezenier geworden. Hij bleef dit tot 4 maart 1956, ook nog toen de gidsen al terug hun intrek hadden mogen nemen in hun oud lokaal aan de Karmelietenstraat.
Om zich wat meer beschermd te weten tegen de conciërge en anderen ging de groepsleidsters van toen om een bruine pater als aalmoezenier vragen.
De pater die ze op ’t oog hadden was echter volgens kloosternormen nog wat ’te jong’ om bij de meisjes geplaatst te worden.
Nog geen jaar later scheen hij opeens wel oud genoeg en op 4 maart 1956 mocht P.Rufien pastoor Timmermans opvolgen en schone beloften uitspreken. Einde van het jaar 1956 begon hij met de hulp van gidsenouders en scouts patrouillehoeken te bouwen in de zaal.
Rond 1960 kende de groep een nieuw dieptepunt. Ze hadden een mislukt kamp achter de rug (bij een boer in Sint-Job-in-’t Goor).
De leiding was te jong en de gidsen niet braaf. Ondertussen waren ook de Broeders met bijwerking gestart en bleken de gidsen in de weg te zitten.
Ze verhuisden opnieuw, dit keer naar de nieuwbouw in de drukkerij. Gelukkig voor hen konden de paters echter aan de andere kant van hun gebied voor een appel en een ei een oude fabriek kopen. Zo kwamen de gidsen in de Kroonstraat en werden voor de 2e keer patrouillehoeken getimmerd.
Fusie.
In 1967 werd P.Rufien ook gevraagd om aalmoezenier te worden voor een naburige groep op OLV over de Dijle. Deze groep was ontstaan in 1949.
Toen de Sint-Jan-Berchmanstroep rond 1970 zonder leiding viel werd een fusie doorgevoerd.
Om de sporen van het verleden weg te wissen werd een nieuwe naam gegeven aan de groep: Parsifal, naar 1 van de ridders van Koning Arthur. Dit gebeurde in 1972.
PARSIFAL.
In de lokalen van de Kroonstraat en in de drukkerij heeft de groep dan vele jaren doorgebracht. Pater Rufien diende in 1980 zijn ontslag in. Dit werd door de meisjes van Parsifal alleen aanvaard als hij zijn werk zou verder zetten. Dit heeft hij dan ook gedaan.
Rond de jaren ’90 was er sprake van dat de gidsen hun lokalen zouden moeten verlaten. De oude fabriek waarin ze zoveel jaren hadden doorgebracht was te oud en niet meer veilig. Ook de lokalen van de oudere takken die in de drukkerij gevestigd waren werden afgekeurd door de brandweer.
Toch zou het nog tot 1992 duren, daarna moesten ze echt weg uit de fabriek en drukkerij.
De volgende 2 jaar brachten ze door in de klaslokalen van ‘den BIM’. Hier konden ze echter ook niet blijven en uiteindelijk vonden zein 1995 een bereidwillige scoutsgroep (de Woudlopers) die hun voor onbepaalde periode onderdak wilde verlenen.
In dat jaar kwamen enkele ouders van de gidsen samen. Deze situatie kon niet blijven duren en het bestaan van de groep kwam in gevaar.
Een VZW werd opgericht. Deze zette de bouw van een nieuw lokaal in gang aan de Kruisbaan tegenover de watertoren.
In september 1996 werd het lokaal, SIKA genoemd naar de totem van moeze Rufien, ingewijd.
Anno 2001.
Met meer dan 100 leden, een vast lokaal, een lap grond die hun eigendom is en waarop ze binnenkort een 2e lokaal zullen zetten, met de moeze die nog af en toe langskomt, me de steun van de ouders en de VZW, met een enthousiaste reddingsploeg floreert Parsifal.
Addendum september 2004
De groep staat sterker dan ooit, al betreurden het plotse overlijden van onze moeze Rufien op 26 september 2003.
De lap grond is inmiddels bebouwd en op 12 september 2004 werd het nieuwe lokaal officieel in gebruik genomen.
De groep wordt nu geleid door een groepsleidingsploeg die om de 3 jaar vernieuwd wordt. Ook zij zullen hun sporen nalaten in de geschiedenis van Parsifal, zoals misschien wel zal blijken uit de brochure voor het 100-jarig bestaan van de groep in 2042.
Anno 2021
De groep viert dit jaar zijn 80 jarig jubileum. U hoort er binnenkort meer van!